De ballade van het wonderorgel
Gerard CoxOriginale | Traduzione italiana / Italiaanse vertaling / Italian translation... |
DE BALLADE VAN HET WONDERORGEL | LA BALLATA DELL'ORGANO MAGICO |
Krijg je een ouwe Rotterdammer Eenmaal aan de praat Dan maak je 'n goeie kans op het verhaal Dat over 't orgel in die bios Op de Hoogstraat gaat Dat kennen ze zo'n beetje allemaal Dat was een wonder Bijzonder | Se, una volta, ti metti a chiacchierare con un vecchio di Rotterdam, ci sono buone possibilità che ti racconti la storia del vecchio organo là in quel cinema della Hoogstraat, la sanno quasi tutti, è stato un miracolo speciale |
Twee joodse landverhuizers Hebben ruim een jaar gebouwd Voordat dat ding geluid gaf, goed en wel Maar toen,! Je wist niet wat je hoorde Je werd warm en koud Je zweefde, je kwam klaar, kreeg kippevel | Due emigrati ebrei lo avevano fabbricato nello spazio d'un anno perché quella cosa suonasse, e suonasse bene; Ebbene: non sapevi che ascoltavi, Passavi dal caldo al freddo, Fluttuavi, avevi un orgasmo, ti veniva la pelle d'oca |
Zo zwoel, zo dwepend Meeslepend | Così sensuale, così eccitante, così ipnotico |
Want dat orgel had een ziel Die zong van-dik-hout-zaagt-men-planken Tranen kreeg je in je ogen En je wist niet of het kwam Van 't janken Van de lach Of soms van het Wilhellemus-gevoel Maar je wist Jij zou beslist Voor elk mooi doel Je leven geven 't Orgel galmde heldenmoed Moord en brand en bloed | Perché quell'organo aveva un'anima suonava sì che pareva una sega a nastro ma ti venivano le lacrime agli occhi e non sapevi se veniva dagli ululati, dalle risate o, a volte, dal sentimento cavalleresco, [1] ma sapevi che avresti fatto di certo ogni beau geste, che avresti dato la tua vita. Quell'organo risuonava d'eroismo, di sangue, d'incendio e d'assassinio |
Als horden ongecultiveerde Indianen galoppeerden Om te jagen op de scalp van Tom Mix Als Harry Piel met Asta Nielsen in de struiken dook Kon je die kamperfoelie horen, en nog ruiken ook Dat orgel stond voor niks | Quando barbariche orde di Indiani galoppavano per dar la caccia allo scalpo di Tom Mix, quando Harry Piel si ficcava nei cespugli con Asta Nielsen [2] potevi sentire il rumore di quel caprifoglio, e anche annusarlo quell'organo sennò che ci stava a fare |
't Orgel galmde heldenmoed Liefde, seks en bloed | Quell'organo risuonava d'eroismo, d'amore, sesso e sangue |
Je kreeg een jungle, waar de wilde Beesten brulden, krijsten, gilden Loeiden, sisten, kwinkeleerden als de hel De Niagara waterval, de Orient Express Een slagveld uit de Wereldoorlog en een jazz-orkes Een kloosterklokkenspel | Ci avevi una giungla, dove le bestie feroci ruggivano, urlavano, gridavano, gemevano, sibilavano, stridevano infernali Ci avevi le cascate del Niagara, l'Orient Express, un campo di battaglia della guerra mondiale e un'orchestra jazz e un rintocco di campane del monastero |
't Orgel galmde heldenmoed Vroomheid, rampen, bloed | Quell'organo risuonava d'eroismo, di pietà, di disastri, di sangue |
Een hele stad in lichterlaaie Zeekastelen naar de haaien Nou, dan gingen de registers effen open De vlammen sloegen uit je hoofd En menigeen heeft soms geloofd Dat ie Op Hoop Van Zegen zelf was verzopen | Una città intera in fiamme transatlantici che affondavano [3] e allora si tiravano i registri a tutt'andare le fiamme ti uscivano dalla testa e più d'uno talvolta ha creduto che a un certo punto affondasse pure Op Hoop van Zegen [4] |
't Orgel galmde heldenmoed Moord en brand en bloed | Quell'organo risuonava d'eroismo, di sangue, d'incendio e d'assassinio |
Toch kwam de ergste gruwelfilm Niet op het doek van 't huis Uit de toverlantaren. Nee. Die kwam Uit een blauwe lucht vol Bommenwerpers met een hakenkruis Loodrecht omlaag op 't hart van Rotterdam | Però il peggior film dell'orrore non è arrivato sul telone di casa dalla lanterna magica. No. E' arrivato da un cielo azzurro pieno, da bombardieri con la svastica a perpendicolo sul cuore di Rotterdam |
Dat was veroordeeld Tot voorbeeld | Condannata a mo' di esempio |
Eerst de ontploffingen Toen de brand - Een helse baaierd van vuur De molenaar aan het Oostplein deed Wat ze al sinds de middeleeuwen doen Bij brandgevaar De wieken laten draaien Dan waaien de vonken weg | Prima le esplosioni poi l'incendio – un infernale caos di fuoco il mugnaio sulla Oostplein fece quel che tutti facevano fin dal medioevo in caso di pericolo d'incendio far girare le pale del mulino per far volare via le scintille |
Zijn molen bleef gespaard Maar mensen, woonhuizen, kerken, fabrieken Winkels, theaters Hebben geen wieken | Il suo mulino è stato risparmiato [5] ma le persone, le case, le chiese, le fabbriche, i negozi, i teatri non avevano pale |
Zo is die bioscoop ontvlamd En langzaam ingestort Toneel. Balkon. De muren. Het plafond Het wonderorgel kreeg de brokken Op z'n toetsenbord Het kermde, dat je 't buiten horen kon | E così il cinema andò in fiamme e lentamente crollò, palco, platea, pareti, soffitto. L'organo miracoloso si prese le macerie sulla tastiera, gemeva tanto, che lo si sentiva da fuori |
Huiveringwekkend Verrekkend | Faceva venire i brividi agghiacciante |
Want dat orgel had een ziel Die angst en schrik en pijn verraadde Eerst nog pianissimo Een schietgebedje om genade Maar bij al 't gedonder Van de bommen Is dit God ontgaan Dus geen wonder Dat ook geen piloot Het heeft verstaan Het hulpeloos schietgebedje raakte zoek En het werd een vloek | Perché quell'organo aveva un'anima che tradiva paura, terrore, dolore prima pianissimo, una piccola preghiera di misericordia, ma a tutto quel rombare di bombe Dio se l'è data a gambe e quindi non c'è da stupirsi che pure nessun pilota l'abbia sentita, e l'inutile preghiera è andata perduta, è diventata una maledizione |
In de Oppert lag een jongen heel stil Op de stoep van wat zijn huis was geweest Zijn horloge stond op tien voor half twee Het ogenblik van de eerste voltreffer Wie weet heeft hij meer geluk gehad dan honderden anderen Voor wie de dood uren later pas definitief werd | Sull'Oppert [6] un ragazzo giaceva immobile sulla soglia di quella che era stata la sua casa il suo orologio si era fermato alle una e venti il momento del primo attacco aereo, chissà, forse aveva avuto più fortuna di centinaia d'altri, di chi, ore più tardi, non era ancora morto definitivamente |
Je kleren vlogen buiten Van de hitte in de hens In de Pannekoekstraat deed een kastelein Het luik voor 't raam Door dronken lallend, biddend Zestig mensen Tot ze door het vuur bedolven zijn | I vestiti vi volavano fuori in fiamme per il calore in Pannekoekstraat [7] un barista chiuse il portello della finestra fuori c'erano sessanta persone ubriache fradice, che biascicavano preghiere finché non furono seppellite dal fuoco |
Laten we hopen Straalbezopen | Speriamo fossero briachi come tegoli |
Drie dienstmeisjes van de Oud-Katholieke Kerk Aan de Torenstraat dachten In de kluis, daar zit je veilig voor de bommen Dat was waar Maar met een ingestorte kerk eroverheen Krijg je achteraf de safe-deur niet meer open En vervolgens kwam de brand Toen later puinruimers de kluis opentrokken Troffen ze op de bodem een gesmolten massa aan | Tre servette della vecchia chiesa cattolica della Torenstraat, pensarono di nascondersi nella cassaforte, là sei al sicuro dalle bombe ed era vero, ma con una chiesa crollata addosso dopo la porta della cassaforte non la si può più aprire e poi è arrivato l'incendio e più tardi, quando i ripulitori delle macerie aprirono la cassaforte ci trovarono dentro una massa fusa sul fondo |
De man die 's ochtends Zijn gezin nog heelhuids achterliet Vond half zijn Jonker Fransstraat platgelegd En brulde naar de lucht "Dit neemt ik godverdomme niet!" Nooit is Gods naam misbruikt Met zoveel recht | L'uomo che quella mattina aveva lasciato a casa la sua famiglia sana e salva trovò metà della sua Jonker Fransstraat [8] rasa al suolo e urlò all'aria “Questo non lo accetto, maledett' a Dio!” Mai il nome di Dio è stato nominato invano con tanto buon diritto |
Voor zulke moorden Bestaan geen woorden | Per simili assassinii non esistono parole |
Bij Douwe Egberts Lag een pakhuis vol koffiebonen Die werden voor de tweede keer gebrand Toen ging het bluswater eroverheen Dat aan de kook raakte Zo komt het, dat de binnenstad dagenlang geurde Niet alleen naar brandende vuilnisbelten Maar ook schrijnend-gezellig naar een sterk bakkie troost Bittere, schrale troost | Alla Douwe Egberts [9] c'era un magazzino pieno di caffè in grani che rimase tutto bruciato dall'incendio. Quando ci buttarono sopra l'acqua per estinguerlo tutto cominciò a bollire e fu così che il centro città, per giorni, non puzzava soltanto dei rifiuti e delle macerie che bruciavano ma ci aveva anche un profumo accogliente di caffeino confortante scarso e amaro conforto |
Op de Noordsingel kreeg de gevangenis een voltreffer Dus hebben ze de deuren opengezet En in de ouwe diergaarde Zijn de bloeddorstige beesten doodgeschoten En de overige kooien opengezet Dus apen en papegaaien In de bomen langs de Westersingel Kangoeroes op de Kruiskade Struisvogels in 't Zwaanshals De Zwart Janstraat | Sul Noordsingel [10] la prigione fu centrata e quindi aprirono le celle, e nel vecchio giardino zoologico furono colpite a morte le bestie assetate di sangue [11] mentre le restanti gabbie furono aperte e quindi, scimmie e pappagalli sugli alberi lungo il Westersingel [12] canguri sulla Kruiskade [13] struzzi sullo Zwaanshals [14] nella Zwart Janstraat [15] |
En in het brakke Grachtje langs de Molenwaterweg Een zeeleeuw. En giraffes op 't Hofplein Maar de verraderlijkste beesten Vlogen alweer ver Op thuisreis naar hun holen bij Berlijn | E nel salmastro canale lungo la Molenwaterweg [16] c'era un'otaria. E giraffe sulla Hofplein, [17] però le belve più terribili se ne stavano già volando via per tornare alle loro tane a Berlino. |
Om zich te melden Als helden | Per segnalarsi come eroi. |
In de lege bioscoop Heeft men het orgel horen zuchten Vruchteloos probeerde 't Met z'n trappelende paarden Weg te vluchten Brullend smeet het Heel z'n waterval Naar vuur en vlam Stervend heeft het toen De doodsklok nog geluid Voor Rotterdam Een vals akkoord van heldenmoed Moord en brand en bloed En 't wonderorgel zweeg Voorgoed | Nel cinema vuoto si è sentito sospirare l'organo. Stava provando inutilmente coi suoi cavalli al galoppo a scappare via, gettando tutta la sua cascata del Niagara sul fuoco e sulle fiamme e poi, morendo, ha fatto ancora rintoccare la sua campana a morto per Rotterdam un accordo in falsetto di eroismo incendio, sangue, assassinio e l'organo magico poi tacque per sempre. |
[2] Noti divi del cinema muto: il tedesco Harry Piel (1892-1963), che fu anche prolifico regista, e la danese Asta Nielsen (1881-1972), che interpretò (nel 1920) anche Mata Hari in un film con Harry Piel.
[3] L'espressione idiomatica neerlandese, naar de haaien gaan, significa alla lettera “andare agli squali”.
[4] Op Hoop van Zegen (lett. “Speranza di vittoria”, ma meglio si renderebbe con “Sperando per il meglio”) è il nome del malandato peschereccio di una delle più celebri tragedie teatrali olandesi, scritta e fatta rappresentare nel 1900 da Herman Heijermans (1864-1924), e dalla quale sono stati tratti non uno, ma ben quattro film (ed anche un musical). La vicenda si svolge in un villaggio di pescatori dove i poveri lavoratori del mare sono in conflitto con un avido e onnipotente armatore. Il peschereccio, nonostante il costante pericolo che affondi, viene fatto salpare dal padrone e, ovviamente, affonda portandosi in fondo al mare tutto l'equipaggio. Nei Paesi Bassi la tragedia gode tuttora di enorme popolarità; Herman Heijermans era un socialista di sinistra, e la sua tragedia è stata considerata come una sorta di manifesto anticapitalista nonostante che, nelle rappresentazioni più recenti, tale approccio di critica radicale sia stato generalmente messo in sottordine. Da notare comunque che, nel cinema della Rotterdam prebellica descritto nella canzone, già si dava un film basato su Op Hoop van Zegen; il più recente è del 1986, con Danny de Munk.
[5] Sulla Oostplein (“Piazza Orientale”) di Rotterdam sboccava la Hoogstraat (“Strada Maggiore”) dove si trovava il cinema dell'organo magico. La piazza si trova nel Driehoek, il “Triangolo” che rappresentava l'antico centro storico di Rotterdam totalmente raso al suolo durante il bombardamento nazista del 14 maggio 1940. Sulla Oostplein si trovava realmente un (grande) mulino a pale, il Mulino De Noord, costruito nel 1711. Come tutte le vicende raccontate nella canzone, viste coi propri occhi dal sedicenne Jaap van de Merwe, anche quella del mulino della Oostplein è reale: si trattava di una comunissima e efficace pratica antincendio. Le enormi pale del mulino venivano azionate facendo girare le macine, respingendo e spazzando via le scintille infuocate. Funzionò anche quella volta: il mulino De Noord fu tra i pochi edifici della vecchia Rotterdam che si salvarono dal bombardamento. Lieto fine? Purtroppo no. Ironia della sorte, il mulino de Noord andò completamente distrutto in un incendio sviluppatosi accidentalmente al suo interno, il 28 luglio 1954. Non è stato mai ricostruito. La Oostplein è adesso una piazza modernissima e trafficata dell'avveniristica Rotterdam.
[6] L'Oppert era (ed è tuttora) il “corso” del centro storico di Rotterdam: la strada dei negozi di lusso ecc. Al tempo stesso era una delle strade del centro dove si concentrava la popolazione ebraica. Esiste fin dal medioevo: era presso il “Porto Nuovo” di Rotterdam, Nyepoorte, Nieupoort, il cui nome si trasformò gradualmente in Noppert e, infine, in Oppert con aferesi della “n-” sentita come terminazione dell'articolo (de Noppert → den Oppert). La sua origine si fa risalire al 1328. Dopo il bombardamento del 14 maggio 1940 non ne rimase nulla; il moderno Oppert è stato addirittura ricostruito leggermente a ovest di quello andato perduto.
[7] Altra strada del centro storico di Rotterdam, lett. “Via delle Frittelle” (vale a dire che il famoso astronomo, teorico comunista e rivoluzionario olandese, Antonie Pannekoek [1873-1960], si chiamava “Frittella” di cognome).
[8] La Jonker Fransstraat era pure (ed è tuttora) una strada con alta concentrazione di botteghe e negozi vari, ad est del fiume Rotte (quello che ha dato il nome alla città di Rotterdam: “diga sul Rotte”) nel Goudsesingel. Prende il suo nome (“via dello Junker Frans”) dal cavalier Frans van Brederode (1465-1490), che si ribellò contro l'imperatore Massimiliano I, padre e reggente del duca Filippo il Bello di Borgogna. Le vicende fanno parte degli Hoeken e Kabeljauwen (neerl. Hoekse en Kabeljauwse Twisten, la serie di scontri e guerre tra la “Lega del Gancio” e la “Lega del Merluzzo”, vale a dire le due fazioni che si scontrarono in Olanda tra il 1350 e il 1490 per la successione al titolo di Conte d'Olanda. La “Lega del Gancio” rappresentava la nobiltà conservatrice, mentre la “Lega del Merluzzo” rappresentava la borghesia cittadina emergente e, per l'epoca, progressista. Frans van Brederode, un “Merluzziano”, conquistò Rotterdam nel 1488; ma, nel 1490, fu sconfitto nella Battaglia di Brouwershaven e morì in galera, a Dordrecht, nel 1490. La sua morte rappresentò anche la definitiva sconfitta dei “Merluzziani”.
[9] Anche quest'episodio grottesco (nelle peggiori tragedie c'è sempre qualcosa di grottesco) è del tutto reale. Il magazzino della notissima casa importatrice e produttrice di caffè Douwe Egberts, fondata a Joure nel 1753 da Egberts Douwes, si trovava nella Nieuwe Binnenweg.
Il magazzino, pieno di tonnellate di caffè in grani, fu centrato e prese fuoco: in pratica, tonnellate di caffè furono torrefatte. Con il successivo intervento per spegnere l'incendio fu letteralmente preparato un tragico ed enorme caffè, il cui profumo si spanse per tutta la città distrutta.
[10] Il centro storico di Rotterdam è diviso in porzioni, o quartieri, dai singelen (“canali”, “specchi d'acqua di suddivisione”) -termine derivato dal francese antico sengle o cengle, e, a sua volta, dal latino cingulum “recinzione”, “cinta”. I “canali di recinzione”, e i rispettivi quartieri, prendono nome dai punti cardinali. Alle estremità dei canali si trovano delle grandi piazze: abbiamo visto (nota 5) la Oostplein, che si trova all'estremità dell' Oostsingel (Canale Orientale). All'estremità del Noordsingel si trova, ovviamente, la Noordplein (Piazza Settentrionale).
[11] In questo caso deve essere fatto notare il contrasto tra le povere “bestie feroci assetate di sangue”, tigri e leoni in gabbia allo zoo e le belve reali, quelle “umane” sugli aeroplani con la croce uncinata.
[12] Si vedano le note [5] e [10]. Il Westersingel è il “Canale Occidentale” alla cui estremità si trova la Westerplein (“Piazza Occidentale”).
[13] Strada del Westersingel, divisa storicamente in due parti: la Kruiskade propriamente detta e la Wester-Kruiskade (il termine kade indica una diga di basse dimensioni). La Kruiskade costeggiava il Diergaarde, il giardino zoologico di cui si parla nella canzone. Rimase completamente distrutta nel bombardamento, mentre la Wester-Kruiskade fu tra le poche strade ad essere risparmiate.
[14] Strada elegante della parte nord del centro storico; anch'essa fu in gran parte risparmiata dalle distruzioni del bombardamento ed è tra le poche che mantiene tuttora l'aspetto tradizionale. Il nome della strada significa "collo di cigno" ed è dovuto al suo andamento un po' sinuoso; il fatto che, nella canzone, degli struzzi girino nel "Collo di Cigno" dopo il bombardamento aggiunge un altro particolare ironico, o grottesco.
[15] La Zwart Janstraat si trova nell' “Oude Noord”, la parte vecchia del Noordsingel abbastanza risparmiata dal bombardamento (attualmente è una lunga strada alberata piena di negozi, una delle principali “vie dello shopping” di Rotterdam). Propriamente è una parte del “Noordboulevard” assieme alla Noordmolenstraat. Il suo nome è legato ad un episodio della Guerra degli Ottant'Anni, vale a dire la guerra d'indipendenza dei Paesi Bassi dal dominio spagnolo (1568-1648) che vide poi sorgere la Repubblica delle Sette Provincie Unite, una delle grandi potenze dell'epoca. Un episodio invero piuttosto marginale nella lunghissima guerra, ma che è tra i pochi che avvennero a Rotterdam. Il 7 aprile 1572, ovvero dopo soli quattro anni dall'inizio della Rivolta, gli spagnoli arrivarono alle porte di Rotterdam; “spagnoli” è un termine abbastanza di comodo, in quanto le truppe erano formate esclusivamente da mercenari fiamminghi, borgognoni, tedeschi e italiani comandati dal governatore Bossu (che era francese, e che faceva “Gobbo” di cognome). Rotterdam si era dichiarata città neutrale e, proprio quel giorno, si stava tenendo una festa popolare; gli spagnoli si accamparono quindi fuori dalla Oostpoort, la Porta Orientale della città dove ora si trova la Oostplein (v. nota [5]). Durante la notte tra il 7 e l'8 aprile gli spagnoli tentarono di entrare, ma la popolazione -totalmente ubriaca, va fatto notare- li respinse. La mattina del 9 aprile si tenne una consultazione popolare con la quale fu deciso di lasciar passare gli spagnoli pacificamente e in piccoli gruppi; solo che la truppa spagnola, per dirla elegantemente, se ne impippò del tutto e entrò in città compatta. Si ebbero quindi dei forti scontri con la popolazione di Rotterdam, con una quarantina di morti (tra i quali il sindaco stesso di Rotterdam, Jan Jacobsz).
La prima vittima degli scontri fu un giovane fabbro, proprio alla Oostpoort. Non se ne conosce il vero nome, ma il soprannome: Zwarte Jan (o Swart Jan, Zwart Jan, vale a dire “Gianni il Nero”). Nero, ovviamente, per il suo lavoro alla fucina; le cronache riportano che, oltreché nero, era anche un'autentica montagna di muscoli. In quanto fabbro, una delle sue attività era quella di fabbricare armi, e di fornirle alle autorità cittadine e alla popolazione. Ebbe un ruolo molto importante e si trovò immediatamente in prima linea negli scontri, rimanendone vittima. Secondo la tradizione, fu addirittura ucciso dal governatore Bossu in persona, e poi fatto fare a pezzi.
[16] Strada (“Via dell'Acqua al Mulino”) sempre del Noordsingel, nel quartiere del Provenierswijk (dove sorgeva il lebbrosario della città). La zona fu risparmiata dal bombardamento.
[17] Grande piazza (“Piazza della Corte”) della parte Nord del centro storico di Rotterdam. Vi si trovava la vecchia stazione ferroviaria Rotterdam-Hofplein (aperta il 1° ottobre 1908), che rimase distrutta nel bombardamento del 14 maggio 1940.